30. Malle molen

Malle molen

sta ik boven, ga naar onder, draai ik links of draai ik rechts,
sta ik boven, ga naar onder, draai ik links of draai ik rechts

de arend, wie denkt bij mijn naam nog aan de schepper
de eerste mulder, na hem volgden velen,
de molenaar ken ik als god
door zijn hand kom ik tot leven
komt er een einde aan mijn malen
sta ik stil of draai ik rond

sta ik boven, ga naar onder, draai ik links of draai ik rechts,
sta ik boven, ga naar onder, draai ik links of draai ik rechts

breng tevoorschijn wat in de kern nog zit verborgen
het kraken van de kiem, de baard, de zemel
bevalling op een bed van steen
waarop een even stenen laken
laat mij maar malen, laat mij draaien
ik de moeder van het meel

Ivo Weterings, geboren in Roosendaal in 1961, woonachtig in Wouw sinds 1991.
Mijn eerste herinnering aan de dichtkunst is er een van frustratie. Van de juf van de vijfde klas mocht een medeleerling haar opstelschrift met daarin haar gedicht meenemen naar haar huis om het daar door haar ouders te laten lezen. Haar gedicht was mooi en zij ook. Maar waarom mocht ik mijn opstelschrift met daarin mijn gedicht niet meenemen naar mijn huis om het daar door mijn ouders te laten lezen. Mijn gedicht was ook mooi.
Met haar is het nooit wat geworden, in mezelf ben ik blijven geloven. Ik bleef schrijven en dit resulteerde jaren later in een volle verzamelmap gedichten. Een eerste selectie hieruit verscheen in september 2017 in mijn debuutbundel “Dood de tijd”. Nieuwe publicaties volgen.

— Ivo Weterings

Het gedicht malle molen heeft twee kenmerkende beeldelementen van Wouw als onderwerp. Is Wouw nog Wouw als zij verdwijnen?

— Ivo Weterings