5. 't Paviljoen

’t Paviljoen

Uit de krochten van de stad
ben jij omhoog geworsteld.

Daar sta je dan half
nog in de aarde
donker
en hoger nog onzeker
in het licht.

Je huist in vier
staand gestreepte
houten mantels
vraagt; ‘staat mij dit goed?’
‘Och goed,’ zeg ik
,je wordt verguisd, weggehoond,
‘jij bent mijn trots, mijn paviljoen.’

Als allen onbevangen kijken
met tederheid
je deuren open doen
horen ze geroezemoes, tinkelende
theelepeltjes
getets van aarden kopjes.
Kijk, de mensen
voorovergebogen
fluisteren elkaar
stadsgeheimen toe
en vragen
‘Weet jij …’
Jij zwijgt wijs.

Want buiten geeft de wijdse trap geen toegang
maar omhelst je tot aan je kruin
waar jij al jouw stadgeheimen
genoeglijk fluisterend onthult
in de warmte
van je houten mantels
boven de kilte van het plein. 

René Spruijt (november 1948) heeft zijn jeugd doorgebracht in de vrijheid tussen velden en sloten. Was mogelijk toen al op zoek naar de esthetiek van de modder. Leren zien, bezien en inzien kenmerken zijn leven in de wereld en in zijn teksten. Op velerlei manieren heeft hij de opgedane visuele ervaringen en de achtergelaten indrukken weer gegeven in beelden: schilderen, 3-dimensionaal vormen, verhalen en poëzie.  

— René Spruijt